Als kind wilde ik piloot worden. Mijn moeder vertelde me dat ik hard heb gehuild toen ik een bril kreeg op m’n zevende en dus geen piloot meer kon worden. Maar de droom is nooit echt gedoofd. Inmiddels ben ik een meneertje van middelbare leeftijd: bierbuikje, leesbril, klaar voor een midlife crisis. De wulpse, veel te jonge vriendin heb ik al; wat miste is een stoere hobby. Dus ik ben in augustus begonnen met deltavliegen.
De introductiecursus was, laten we eerlijk zijn, een beetje teleurstellend. Je gaat ervan uit dat je gelijk rondjes gaat vliegen rond de kerktoren. Maar nee, je moet gewoon eerst leren lopen met een deltavleugel op je rug. Vleugels op je rug, is er iets wat dichter in de buurt kom van een engel zijn?
Ik had in augustus 6 dagen ingepland voor mijn introductiecursus, maar het werden er uiteindelijk maar 2. De wind werd ongunstig en zonder gunstige wind kom je zeker als beginneling niet van de grond. Deltavliegen is een spoedcursus omgaan met onzekerheden. Plannen maken is leuk, maar Aeolus doet gewoon lekker toch wat ‘ie wil. Wat, fluisterde je ‘klimaatverandering’?
Een deltavleugel is een grote en dure tent met net zulke nuttige wieltjes als de voorpootjes van een t-rex. Als beginnend piloot moet je leren hoe de vleugel zich gedraagt als ‘ie wind vangt. Als je dat kunt, mag je voor het eerst aan de lier. Een lange kabel trekt je als een vlieger de lucht in. In het begin kom je niet hoger dan een halve meter de lucht in. Hupsjes in een trappelzak, terwijl je eigenlijk wil sprinten.
Stukje teamwork naar demense toe
Deltavliegen is een teamsport. ’t Lijkt niet zo, want je vliegt in je eentje. Maar zonder anderen kom je niet de lucht in.
Een tijdje geleden las ik ‘An Astronaut’s Guide to Life on Earth‘ van de Canadese astronaut Chris Hadfield. Het is een interessant boek. Hadfield heeft zowel het opgeblazen ego van een superster als ook het relativeringsvermogen om zichzelf uit te lachen. Ook een astronaut komt niet de grond zonder de de hulp van tienduizenden anderen.
In het boek heeft hij het over 3 rollen die je kunt spelen in een team: je kunt een -1 zijn, een 0 zijn of een +1. Hoe word je een min-een? Dat doe je door energie te zuigen, niks bij te dragen of door gewoon een eikel (m/v/a) te zijn. Een +1 is de held van het team die geweldige dingen doet, de beste leider is of gewoon een superheld.
Hadfield adviseert ons gewone stervelingen om ernaar te streven een nul te zijn in een team. Raar natuurlijk, want wie wil er geen superheld zijn? Maar de bijdrage van de 0 maakt de superheld mogelijk. Een nul probeert niet uit alle macht zichzelf te bewijzen. Zijn ego is klein en loopt niet in de weg. Stralen als een ster is niet zijn doel; hij wil anderen helpen vliegen. Ik vind het een goed uitgangspunt om een nul te willen zijn.
Afgelopen weekend heb ik gevlogen met ervaren piloten. Sommige vliegen al 20 jaar. Elk van hen blijkt telkens weer iets nieuws te kunnen leren. Een landing die niet goed gaat. Een verkeerde houding als je start. “Als ik over 10 jaar wil kunnen vliegen, is dit het moment om te beginnen”, dacht ik. Als nul heb ik geprobeerd op tijd in het veld te staan om de lierkabel op te pikken en aan de volgende vlieger te geven. Ik heb kilometers gelopen door een drassige koeienwei, heen en weer. Te doen wat ik kon bij het opbouwen van de vleugels. De vleugel braaf vast te houden als de volgende piloot zich aan de vleugel vastkoppelde. Protocollen, opnieuw en opnieuw en opnieuw. Ik heb geprobeerd te helpen waar ik kon. Ik heb overigens ook geholpen om ontsnapte koeien terug te jagen motiveren naar hun wei; dus ik sinds dit weekend ook officieel een cowboy.
Afgelopen zaterdag kreeg ik kippenvel toen ik een ouwe rot zonder veel zichtbare moeite een rondje zag vliegen. Dat wil ik ook. Ik heb het uitgeschreeuwd van plezier toen ik merkte dat ik het toestel een beetje onder controle had en ver boven het weiland uitsteeg. Ik vloog! Het was een onvergetelijke kick en het begin van een verslaving waar ik niet meer van af wil. Het totaal aantal mensen dat in de ruimte is geweest is 574, volgens Wikipedia. Dat is -als ik goed geïnformeerd ben- iets meer dan het aantal deltavliegers in Nederland op dit moment. Op m’n achtenveertigste kan ik dan wel geen astronaut meer worden, maar piloot worden blijkbaar nog wel.
Bekijk de mogelijkheden voor een introductiecursus deltavliegen.